PC’s die technische mankementen vertonen en ongebruikt in de kast staan en digitale middelen die een bandbreedte vragen die de lokalen op het eiland Curaçao niet behalen: de implementatie van digitale leermiddelen op Curaçao verloopt moeizaam. Wat is er nodig om de kinderen van Curaçao effectief met digitale middelen te laten werken?
In het kielzog van ontwikkelingen in andere landen worden op Curaçao regelmatig initiatieven genomen om digitale leermiddelen in het onderwijs te introduceren. Sinds de onafhankelijkheid van Curaçao op 10 oktober 2010 moet het land de financiële middelen voor deze inspanningen voornamelijk zelfstandig leveren. En die middelen zijn slechts schaars. Een van de consequenties daarvan is dat er nauwelijks sprake kan zijn van een doelgerichte en doelmatige aanpak.
Zo kregen enkele scholen dankzij een gulle gift PC’s en digitale schoolborden die echter na verloop van tijd technische mankementen vertoonden die niet opgelost konden worden. Hierdoor konden ze niet meer gebruikt worden en was het gedaan met de digitale mogelijkheden. Een ander voorbeeld: verschillende VO-scholen op Curaçao zijn enthousiast over de Stercollecties van VO-content, maar de bandbreedte van het internet blijkt onvoldoende om bijvoorbeeld 25 leerlingen tegelijkertijd met een Stercollectie te laten werken.
Kans van slagen
Om de implementatie van digitale leermiddelen in het Curaçaose onderwijs een kans van slagen te geven, moet aan tenminste drie voorwaarden zijn voldaan:
- De technische infrastructuur moet op orde zijn. Dat geldt niet alleen voor de bandbreedte van het internet, maar ook de beschikbaarheid van de hardware en de technische knowhow om die infrastructuur te kunnen onderhouden.
- De organisatie van de school moet erop voorbereid zijn: er moet een visie zijn, een doelgerichte en efficiënte taakverdeling, een projectmatige aanpak, zorg voor de continuïteit, etc.
- Docenten moeten vaardig worden in de inzet van digitale leermiddelen in hun onderwijs. Dat houdt in de eerste plaats in dat docenten de digitale leermiddelen kunnen toepassen zoals ze bedoeld zijn, dat kan ook betekenen dat de rol van leerlingen zelfstandiger zal zijn dan ze gewend zijn. Maar het betekent zeker ook dat docenten vaardig moeten worden in het zelf creëren van onderwijs op basis van zelf of door leerlingen gekozen leerdoelen. Leerdoeldenken dus, of curriculumbewustzijn. Digitale leermiddelen zijn namelijk nooit in staat maatwerk voor iedere afzonderlijke leerling te leveren. Veelal gaat het hooguit om niveaudifferentiatie, zelden om de noodzakelijke aangepaste instructies, teksten, modaliteiten, scaffolding, feedback, toetsvormen, etc.
Vaardigheden rond leerdoeldenken
Bij de implementatie van digitale leermiddelen ligt het voor de hand dat bovenstaande voorwaarden ook in de hierboven beschreven volgorde gerealiseerd worden: eerst de techniek, dan de organisatie, en tenslotte de docentvaardigheden. Een logische aanpak als je ervan op aan kunt dat je zo’n traject ook helemaal kunt afmaken. En dan moet je je verzekerd weten van voldoende financiële middelen. En die garantie is er nu juist niet in de Curaçaose situatie. Daarbij zijn scholen vaak ook nog afhankelijk van de Curaçaose overheid die niet altijd even voortvarend optreedt.
Het lijkt daarom verstandiger om geleidelijk aan alle drie de voorwaarden te werken. En met de scholing van docenten in het zogenaamde leerdoeldenken zeker niet te wachten tot de technische infrastructuur en de schoolorganisatie op orde zijn. De vaardigheden rond leerdoeldenken kunnen namelijk ook alvast gebruikt worden zonder de inzet van digitale leermiddelen.
Het CLU kent de Curaçaose onderwijssituatie al veel jaren en is in Nederland betrokken bij ontwikkelingen rond het leerdoeldenken. Met name als het gaat om de inzet van digitale leermiddelen daarbij. We leveren daar graag samen met het Curaçaose onderwijs een bijdrage aan.