Regelmatig verschijnen er interessante stukken over recent onderzoek. We vatten ze samen, want we willen onze dienstverlening blijven baseren op wetenschappelijk onderzoek. Dit keer: omgaan met voorkennisverschillen.
De meest invloedrijke factor voor leren is dat wat de lerende al weet. Dat komt omdat voorkennis fungeert als een soort kapstok waar je nieuwe kennis aan op kunt hangen (Ausubel).
Maar leerlingen verschillen in hun voorkennis. Leerlingen met weinig voorkennis kunnen toch meer leerwinst boeken dan leerlingen met veel voorkennis. Instructies met lage cognitieve eisen kunnen de achterstand van kinderen met weinig voorkennis compenseren. Dit heet het compenserende effect. Hiermee nivelleert het prestatieniveau van verschillende leerlingen.
Door leerlingen met veel voorkennis daarnaast ook instructies met hoge cognitieve eisen te geven, worden deze leerlingen uitgedaagd hun kennis te verdiepen en uit te breiden. Dit heet het mattheuseffect.
Kirschner concludeert: “als leraar kun je de prestatiekloof tussen je leerlingen verkleinen door goede directe instructie. Zo geef je ze eerst een stevige kennisbasis (en zorg je voor een compenserend effect), voordat je overstapt op instructie met hogere cognitieve eisen. Laat ze eerst leren, dan begeleid oefenen, dan vrij oefenen en pas daarna zelf ontdekken.”
Betekenis voor leermiddelen
Maak je zelf leermiddelen? Dan zou je deze kennis kunnen toepassen met de volgende afgeleide tips:
- laat alle leerlingen hun voorkennis activeren
- begin de presentatie van nieuwe leerstof met directe instructie
- bouw dit geleidelijk aan af door meer experimenteerachtige opdrachten te geven
Bron
Paul Kirschner (2019). Voorkennis maakt het verschil. Blogcollectief Onderzoek Onderwijs – 3 april 2019. Ook verschenen in Didactief, 1 april 2019.