Hoe komen basisscholen tot een keuze voor een nieuwe methode? Waar lopen ze tegenaan, wat gaat er juist goed? En hoe kan het keuzeproces beter ondersteund worden? Het CLU deed voor de PO-raad onderzoek bij zes scholen. In dit artikel beschrijven we de resultaten.
Van schoolteams wordt verwacht dat ze een doordachte keuze maken uit het aanbod op de (commerciële) leermiddelenmarkt. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat veel schoolteams moeite hebben om de juiste leermiddelen te kiezen voor hun onderwijs. Achteraf blijken leraren vaak ontevreden. Deels komt dat omdat het aanbod beperkt is, of niet passend bij de wensen van de scholen. Deels ook omdat het keuzeproces op scholen weinig gestructureerd en intuïtief plaatsvindt.
Het CLU deed voor de PO-Raad onderzoek naar de vraag hoe het keuzeproces op scholen verloopt en welke vormen van hulp en ondersteuning teams helpen om tot een betere keuze te komen voor een leermiddel. Daarvoor werden zes basisscholen een jaar lang intensief gevolgd tijdens het maken van hun keuze voor nieuwe leermiddelen voor de vakken rekenen, taal, lezen en wereldoriëntatie.
Steviger neerzetten
De zes scholen zijn bijzonder in de zin dat ze hun keuze voor een nieuwe methode of methodiek steviger in de school wilden neerzetten. Daarom deden ze mee aan het onderzoek. Vanuit de PO-raad kregen ze begeleiding aangeboden van een onafhankelijk procesbegeleider en ze konden gebruikmaken van diverse tools die het keuzeproces ondersteunen. Zo volgden alle scholen een stappenplan voor het keuzeproces van Kennisnet en maakten de meesten gebruik van tools die helpen bij het ontwikkelen van keuzecriteria, zoals de Keuzetool van Kennisnet of de MILK-light van het CLU, een lijst met wetenschappelijk bewezen criteria voor leerzaamheid van leermateriaal.
Het is dus waarschijnlijk dat de keuzeprocessen uit dit onderzoek niet helemaal lijken op keuzeprocessen zoals ze normaalgesproken plaatsvinden. Het doel van het onderzoek was dan ook om te kijken wat scholen helpt bij het maken van een onderbouwde beslissing, hoe de begeleiding uitpakt en welke tools scholen helpen om stappen te zetten.
Het keuzeproces
Een ideaal keuzeproces kent drie kernactiviteiten:
- Criteria ontwikkelen
- Informatie over methodes verzamelen
- Methodes toetsen en vergelijken aan de hand van de criteria
Alle scholen besteden aandacht aan deze drie kernactiviteiten. Dat doen ze lang niet altijd in deze volgorde, zoals vaak verondersteld in stappenplannen. Keuzeprocessen verlopen in de praktijk vaak grilliger of cyclisch: het verzamelen van informatie over een methode levert weer nieuwe criteria op, na de toetsing wordt besloten nog meer informatie te verzamelen, enzovoorts. Dit hoeft niet erg te zijn: voortschrijdend inzicht maakt de kans op een bewuste keuze immers alleen maar groter. Het is dan wel belangrijk dat voortdurend met een bijgewerkte, actuele criterialijst wordt gewerkt.
Schoolteams dwalen wel gemakkelijk af van een ingeslagen weg. Meerdere leraren en schoolleiders die meededen aan het onderzoek gaven aan de rol van de procesbegeleider als positief en noodzakelijk te zien om ze ‘op koers’ te houden. Ook een stappenplan kan helpen het proces planmatiger in te richten. Een stappenplan helpt voorkomen dat stappen worden overgeslagen en vormde voor veel scholen een dankbare basis voor het projectplan en de planning.
De meeste scholen kozen voor een functioneel samengesteld keuzeteam. Alle keuzeteams hadden een projectleider en alle keuzeteams waren een afspiegeling van het hele schoolteam. Op scholen met een sterk onderbouwde keuze, was het keuzeteam vaak breder samengesteld, met vertegenwoordiging uit de directie, vertegenwoordigers van alle bouwen, vakspecialisten en mensen die vertrouwd zijn met wetenschappelijk onderzoek. Alle keuzeteams hielden rekening met draagvlak naar het schoolteam toe. Niet onbelangrijk, want tevredenheid over de methode hangt samen met betrokkenheid bij de keuze.
Vertaling van kennis en visie in criteria
De mate waarin schoolteams hun keuze onderbouwen blijkt flink te verschillen van school tot school. Een onderbouwd proces is een consequent proces met drie kenmerken:
- Doorslaggevende thema’s spelen gedurende een groot deel van het keuzeproces een rol.
- Criteria zijn mede gebaseerd op de visie op onderwijs en op kennis van de kwaliteit van leermiddelen.
- Methodes worden systematisch getoetst en vergeleken op grond van de ontwikkelde criteria.
Uitgaande van deze kenmerken, werkten enkele scholen aan een sterk onderbouwd keuzeproces, waarbij men zich verdiepte in (wetenschappelijke) kennis over leermiddelen en stap-voor-stap naar een keuze toewerkte. Er waren ook scholen waarbij de onderbouwing bijna afwezig was.
Voor de onderbouwing van de keuze is het belangrijk om een visie te hebben of te ontwikkelen en om (wetenschappelijke) kennis te hebben of te verzamelen over de kwaliteit van leermiddelen. Vrijwel alle scholen ontwikkelden tijdens het keuzeproces kennis over de kwaliteit van leermiddelen. Dit kon kennis zijn over vakoverstijgende kwaliteitskenmerken van leermiddelen (denk aan ondersteunend beeldgebruik of een gestructureerde opbouw) of kennis over vakdidactiek. Scholen zijn uit zichzelf vooral gericht op de vakdidactiek in een methode, de vakoverstijgende kenmerken werden meestal door de procesbegeleider aangedragen.
Hoewel vrijwel alle scholen kennis ontwikkelden, vertaalde zich dat niet altijd in de uiteindelijke beoordelingscriteria. Bij twee scholen met een sterk onderbouwd keuzeproces gingen criteriavorming, kennisontwikkeling en visie hand-in-hand. Kennelijk ‘landt’ kennis beter en wordt deze relevanter geacht als je deze direct koppelt aan een duidelijke visie op onderwijs. Kennis geeft dan immers informatie over hoe je het ideale onderwijs het best kunt realiseren. Dit pleit ervoor om criteria-ontwikkeling en kennisontwikkeling hand in hand te laten gaan met de visieontwikkeling.
Stappenplannen en procesbegeleiding blijken de onderbouwing van de keuze te bevorderen, door visieontwikkeling te stimuleren, kennisontwikkeling over de kwaliteit van leermiddelen te helpen opbouwen en te bevorderen dat methodes systematisch getoetst worden aan de eigen criteria. Tools als de MILK-light en de Keuzetool van Kennisnet helpen scholen meer inhoudelijk bij de criteriavorming. Deze tools zijn wel meer gericht op algemene criteria, dan op vakinhoudelijke criteria.
Het ideale keuzeproces
Op grond van het onderzoek kan een ideaal keuzeproces geschetst worden. Zo’n proces start met een diagnose van de uitgangssituatie. Daarbij worden vragen gesteld als:
- Is de visie op ons onderwijs voldoende duidelijk en herkenbaar in de praktijk?
- Hebben we voldoende kennis van de kwaliteit van leermiddelen om een bewuste keuze te kunnen maken?
- Weten we waar we informatie over leermiddelen kunnen halen?
- Zijn we op de hoogte van beschikbare tools en mogelijke ondersteuning?
Daarmee zijn de kaders voor het keuzeproces gegeven. Van daaruit start een cyclisch-lineaire fasering waarbij criteriaontwikkeling, informatie-inwinning en toetsing steeds aangescherpt en toegespitst worden. Visie, kennis en projectorganisatie ontwikkelen in dit proces mee. Op deze manier kan een keuzeteam op een doordachte manier van een long list naar een shortlist komen en deze in de praktijk toetsen.
Figuur 1: Visualisering van een ideaal keuzeproces.
Verdere ondersteuning van het keuzeproces
Een goed ingericht keuzeproces is bij uitstek de gelegenheid om te werken aan de professionalisering van leerkrachten en visieontwikkeling op school. Het scherpt het denken over wat goed onderwijs is en over het vak. Het onderzoek biedt veel aanknopingspunten om keuzeprocessen op scholen verder te ondersteunen.
Zo blijkt uit het onderzoek duidelijk dat keuzeteams veel steun hadden aan de procesbegeleiding en aan tools zoals stappenplannen en hulpmiddelen om criteria vast te stellen. Een aanbeveling is dan ook om al die hulp, informatie en ondersteuning bij elkaar te brengen bij een landelijk ondersteuningsloket. Dit kan in eerste instantie een website zijn waar ook gebruikerservaringen, kwaliteitsbeoordelingen en kostenoverzichten verzameld kunnen worden. Leraren wisselen dergelijke informatie nu uit op sociale media zoals Facebook.
Ook zou het goed zijn om bestaande tools verder te ontwikkelen. Een stappenplan als dat van Kennisnet zou de cruciale fasen meer kunnen onderstrepen en meer gedetailleerde informatie kunnen bevatten over de verschillende vakken. Ook zou het mooi zijn als het een meer cyclisch proces beter zou ondersteunen. Keuzehulpen, die nu alleen algemene criteria bevatten, zouden meer aandacht kunnen besteden aan vakdidactische criteria.
Verder is het raadzaam een diagnose-instrument te ontwikkelen dat aan het begin van het proces kan worden ingevuld. Zo’n instrument helpt om de uitgangssituatie in kaart te brengen, zodat het proces goed van start kan. Wat is je visie op onderwijs en op het vak, hoe bevalt de huidige methode en hoe hebben de leerresultaten zich de afgelopen tijd ontwikkeld? Daarnaast kan het zinvol zijn om meer gedetailleerde tools te ontwikkelen die helpen bij het ontwikkelen van visieontwikkeling, informatieverzameling, vergelijking en procesbegeleiding.
Referentie
Reints, A. & Wilkens, H. (2021). Wat hebben scholen nodig om te komen tot een keuze voor de best passende leermiddelen bij hun school? Deelrapport 1: Het keuzeproces. en Wat hebben scholen nodig om te komen tot een keuze voor de best passende leermiddelen bij hun school? Deelrapport 2: De vraagarticulatie. Gieten, CLU, in opdracht van de PO-Raad.